Door generaal Pasquale Preziosa en professor Dario Velo
Gepubliceerd 11.08.2025 op valdaiclub.com

De overeenkomst die in Schotland is gesloten, zal niet zozeer worden herinnerd om wat ze oplevert, maar om wat ze heeft duidelijk gemaakt: de dringende noodzaak voor Europa te beseffen dat ze niet langer louter een marktruimte moet zijn, maar een geopolitieke macht, die zich bewust is van haar eigen belangen en in staat is deze onafhankelijk te verdedigen, zelfs ten opzichte van haar bondgenoten.
De handelsovereenkomst die onlangs in Schotland tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie is gesloten, moet minder worden gezien als een economisch compromis en meer als een geostrategische herschikking, die ongunstig is voor Europa.
Achter de schijn van een gedeelde positie gaat een poging schuil om de Amerikaanse dominantie over de economische en industriële architectuur van het Westen te consolideren, op een moment dat Europa verdeeld, kwetsbaar en strategisch uitgedaagd lijkt.
Het resultaat is een asymmetrische overeenkomst, een symptoom van de structurele ondergeschiktheid van Europa, zowel wat betreft onderhandelingscapaciteit als besluitvormingsautonomie. Deze interpretatie wordt versterkt door de verklaring van de Commissie zelf dat de overeenkomst geen bindende juridische waarde heeft: dit laat het veld open voor toekomstige Amerikaanse regeringen om afzonderlijke onderhandelingen met individuele lidstaten te starten, waarbij Brussel wordt gepasseerd en centrifugale krachten binnen de Unie worden aangewakkerd.
Niet minder belangrijk is de manier waarop de top werd gevoerd: volgens geruchten vonden de besprekingen plaats tijdens de pauze tussen twee golfuitjes van Trump. Een ogenschijnlijk onbelangrijk detail, maar zeer veelzeggend voor de mate van asymmetrie die de trans-Atlantische betrekkingen nu hebben bereikt.
Het kritieke punt is niet alleen de technische inhoud van de overeenkomst, die op zich al onevenwichtig is, maar vooral de politieke en strategische context waarin deze tot stand is gekomen: een voortdurende oorlog aan de oostgrenzen van de EU, een groeiende afhankelijkheid van de Verenigde Staten op het gebied van defensie en inlichtingen, en het structurele onvermogen om zich als een verenigde geo-economische macht op te stellen.
Het onvermogen van de EU om een adequate “reactiefunctie” in te stellen tegen de unilaterale manoeuvres van Washington heeft Brussel voorspelbaar en volgzaam gemaakt. Hierdoor weigert het gebruik te maken van de kansen die worden geboden door de interne kwetsbaarheid van Amerika en de toenemende polarisatie van de wereldmarkt.
Vanuit geo-economisch perspectief heeft de EU tijdens de onderhandelingen preventief afgezien van drukmiddelen, zoals vergeldingsmaatregelen tegen Amerikaanse invoerheffingen op staal en aluminium, maar gekozen voor een bevriezing (van die invoerheffingen, red.) die haar effectieve onderhandelingscapaciteit tenietdeed.
De ambitie om een “nultarievensysteem” te bereiken is verschoven naar een vorm van “gedwongen aanpassing”; een structuur die vergelijkbaar is met een “Japan-achtig” akkoord, gekenmerkt door selectieve tarieven en hoge niet-tarifaire toezeggingen.
Dit is een duidelijke capitulatie voor de mercantilistische visie van de Verenigde Staten, volgens welke iedere overeenkomst de Amerikaanse strategische superioriteit moet bevestigen, zelfs ten koste van systeemverstoringen. Deze dynamiek is niet nieuw, maar ontwikkelt zich momenteel in een context waarin Washington geo-economische concurrentiemiddelen – subsidies, tarieven en beperkingen op kritieke technologieën – gebruikt als ware hefbomen voor geopolitieke dominantie, bij gebrek aan een gecoördineerde en gestructureerde reactie van Europa.
Hoewel de EU een interne markt van mondiaal belang heeft, blijft zij kampen met een gebrek aan assertiviteit en strategische visie. Dit wordt nog verergerd door het ontbreken van een fiscale, industriële en militaire unie, die in staat is om systeemuitdagingen aan te gaan.
De overeenkomst heeft niet alleen de externe kwetsbaarheid van Europa aan het licht gebracht, maar ook de interne verdeeldheid. Ondanks het feit dat de Europese Commissie een ambitieuze agenda voor economische transformatie (Draghi-Letta) heeft aangekondigd, is zij er niet in geslaagd de nodige middelen te mobiliseren om deze te ondersteunen.
Het ontbreken van een meerjarenbegroting die in verhouding staat tot deze ambities en de verdeeldheid zaaiende druk van belangrijke lidstaten, met name Duitsland, hebben de interne samenhang van de Unie ondermijnd en haar imago naar buiten toe verzwak
Dit heeft geleid tot een latente crisis van institutionele geloofwaardigheid: de Commissie wordt niet gezien als een sterke geopolitieke speler, maar als een technisch orgaan dat niet in staat is om het systeem evenwicht te beïnvloeden.

Het meest alarmerende aspect betreft de strategische autonomie van de EU, die nu meer dan ooit in het gedrang is. Door de structurele afhankelijkheid van Amerikaanse bescherming, die door de oorlog in Oekraïne nog is versterkt, is het voor Brussel bijna onmogelijk geworden om op gelijke voet met Washington te onderhandelen. Europa (beter gezegd de EU, red.) heeft er de voorkeur aan gegeven toe te geven op handelsgebied in plaats van de trans-Atlantische as in gevaar te brengen in een tijd van verhoogde internationale spanning.
Hierdoor heeft het uiteindelijk een dynamiek van strategische ondergeschiktheid versterkt: militaire solidariteit wordt ingeruild voor economische invloed, in een steeds onevenwichtiger machtsverhouding. Bovendien bevat de overeenkomst geen mechanisme om de industriële en technologische autonomie van Europa te versterken.
Integendeel, het vergemakkelijkt de toegang van de VS tot strategische sectoren, waardoor timide pogingen tot ’terughalen’ en continentale her-industrialisering worden belemmerd.
Er is ook geen vooruitgang geboekt op het gebied van een geïntegreerde Europese defensie. De toename van de militaire uitgaven na 2022 is grotendeels ten goede gekomen aan de Amerikaanse defensie-industrie, waardoor de afhankelijkheid van buitenlandse leveringen, normen en operationele benaderingen in stand blijft.
De overeenkomst tussen de VS en de EU vormt een historisch kruispunt: ofwel erkent Europa eindelijk zijn geo-economische kwetsbaarheid en structureert het zich als een verenigde speler met echte industriële, militaire en technologische autonomie, ofwel blijft het streven naar een zogenaamd “partnerschap van gelijken” dat in werkelijkheid steeds meer de vorm aanneemt van een asymmetrische hegemonie.
De tijd van illusies is voorbij.
Systemische uitdagingen, van de confrontatie tussen de VS en China tot de ontkoppeling van mondiale toeleveringsketens, van energiezekerheid tot de technologische wapenwedloop, vereisen dat de EU overschakelt van tactische verdediging naar structurele strategie.